Op het consultatiebureau draai ik mee met de programma’s van de jeugdarts en jeugdverpleegkundige. Vanwege de privacywet mag ik alleen niet zien wat hun programma precies inhoudt. Ja, het zullen kindjes tussen de 0 en 4 jaar zijn die voor een consult komen, maar verder weet ik weinig. Het is dus altijd een verrassing welk kindje er binnenkomt. En wie nemen ze mee?
Even afwachten
Het is nog betrekkelijk nieuw dat er een mondhygiënist op het consultatiebureau werkt. Zelfs collega’s vragen me regelmatig wat ik daar nu precies doe. Het is dus niet vreemd dat ouders ook wat afwachtend zijn. En daardoor ben ik dat ook: met welk gedrag komen zij en hun kindje binnen?
Omdat de verwachting bij ouders over mijn rol nog niet helemaal duidelijk is, en er daarnaast een behoorlijke roulatie is in de bezetting van het consultatiebureau, wordt er veel flexibiliteit van mij gevraagd. Ik moet inspelen op hoe de medewerker mij introduceert. Je begrijpt dat een aankondiging als: “De mondhygiënist gaat met jullie tandenpoetsen,” een ander effect heeft dan: “De mondhygiënist gaat in het mondje kijken.” Daar ben ik dus alert op.
Grote brede man en klein meisje
Laatst kwam er een heel gezin binnen. In een oogopslag telde ik zes kinderen. Ik zag een moeder voorbijflitsen met een baby op de arm, en ‘vader’ (dacht ik) kwam – boem, bats – de kamer binnenstormen. Hij nam plaats op de bureaustoel vlak naast me, in plaats van in de gezellige kuipstoeltjes iets verderop. Het was het type man dat je ’s avonds liever niet in een steegje tegenkomt, zal ik maar zeggen. Dus ik was een tikje geïntimideerd.
Maar al snel merkte ik dat hij het goed bedoelde. Hij sleurde één van de kinderen op schoot, die net precies de andere kant op wilde lopen – recht op de verleidelijk kleurrijke tandenborstels af.
“Hop! Mond open!” zei hij resoluut. Ik keek het meisje even aan, en in een impuls schoot haar mondje meteen open. Ik liet mijn armen nog even rusten op de leuningen van mijn stoel.
“Of… oh… dat is toch de bedoeling? Een controle?” stamelde de man ineens wat onzeker.
“Och, als ze wil,” zei ik met een glimlach, terwijl ik het meisje een knipoog gaf.
“Ja, ze wil wel,” zei de man nu iets dwingender. Gelukkig veranderde het open mondje in een verlegen lachje, en moest ze zelfs een beetje giechelen. Die kleine meid had de situatie precies door.
“Is goed!” zei ze met een helder stemmetje.

Nep-papa
Zelden zag ik zo’n coöperatief meisje. Ik bekeek haar mondje en vroeg of ze samen met papa poetste. Ze knikte braaf.
“Zullen we dan samen met papa poetsen?” vroeg ik, terwijl ik al een tandenborstel aangaf. Maar daar stak ‘papa’ een stokje voor. Ik merkte dat hij het niet gewend was.
“Ik ben niet haar echte vader.”
“Oh, jij hebt een nep-papa!” floepte ik er spontaan uit. Gelukkig ontspande hij en moest lachen:
“Haha, ja, de nep-papa!”
We begonnen elkaar wat beter aan te voelen.
“Nou, je doet het best goed, hoor!”
“Ja, normaal doet mama het, maar…” Hij kreeg er zowaar schik in.
“Jij mag mij ook thuis poetsen, hoor,” zei de kleine dame, die alweer de wijste van ons allemaal bleek.
Mond houden
En zo raakte de nep-papa helemaal enthousiast. Ondertussen hadden de andere kinderen het poetsbeest gevonden en waren daar lekker mee aan het spelen. In zo’n situatie krijg ik vaak veel vragen, maar ik voelde aan dat ik beter even mijn mond kon houden.
“Hoe zit dat met het flesje in bed? Wat kan ik haar het beste geven?” vroeg nep-papa ineens.
Even stak moeder haar hoofd om de deur:
“Nu niet ‘niks’ zeggen, hoor, want dat gaat niet gebeuren.”
Ik kon me voorstellen dat je met zo’n kinderscharen niet zit te wachten op een dochter die ook nog eens niet wil slapen.
“Daar is ze nog niet aan toe, begrijp ik,” koppel ik terug. En weg was moeder weer.
Vader is even stil.
“Kan ik haar ranja geven?” vraagt hij dan.
Ik geef aan dat ranja suiker bevat, en dat het daarom niet zo handig is. Maar je kunt het verdunnen totdat het bijna water is.
Dat snapt hij.
“Maar jullie zijn de ouders,” zeg ik. “Ik vertrouw erop dat jullie zelf wel een foefje kunnen verzinnen dat bij deze kleine dame past.”
Hij knikt en vertrekt naar de omkleedruimte. Daar bekijken ze met z’n allen de poster met de drankjes en de bijbehorende suikerklontjes. Even later komt hij weer terug.
“En cola dan?”
Samen komen we er wel
Zó blij dat hij het vraagt! Ik leg uit dat cola veel suiker bevat, maar dat er ook cola zonder suiker bestaat. Dat had hij op de poster gezien.
“Is het dan goed als ik cola zonder suiker aanbied?”
Ik leg uit dat het qua suiker misschien beter lijkt, maar dat het alsnog schadelijk is vanwege de zuren. De oudere kinderen mengen zich in het gesprek en beginnen het mee uit te leggen. Zo mooi!
“Water is goed, hè?” vraagt er eentje.
“Wat een goed idee!” zeg ik opgelucht.
“Of icetea green!” roept een ander.
“Een minder goed idee,” zeg ik lachend.
Dan komt de kleine meid zelf, die alles op een afstandje had gevolgd, tot een heldere conclusie:
“Ikke slapen met water.”
Ze knikt erbij, met haar armen over elkaar.
En daarmee: basta.