Een onverwachte binnenkomer
Stel je voor: de deurbel gaat. Je weet dat er iemand komt, je hebt snel nog even gestofzuigd, de kussens recht gelegd en jezelf netjes aangekleed. Klaar om een gast te ontvangen. Je opent de deur met een glimlach, maar degene die binnenstapt kijkt niet vriendelijk terug. Hij stampt naar binnen en zegt recht in je gezicht: “Ik haat jou.”
Absurd? Jazeker. Toch is dit ongeveer wat ons als tandartsen en mondhygiënisten regelmatig overkomt. Niet in de huiskamer, maar in de behandelkamer. Zelf grap ik weleens terug tegen een patiënt: “Geeft niks, ik haat jou ook.” De verwarring die dan ontstaat, zorgt vaak voor een lach en net dat beetje ontspanning.
Wantrouwen en vooroordelen
Tijdens een bijeenkomst over discriminatie gebruikte ik dit voorbeeld. De deelnemers wisten niet dat ik mondhygiënist was. Ik liet ze ervaren hoe het voelt als iemand je direct met wantrouwen benadert, zonder je echt te kennen. Dat is heftig. Voor ons in de mondzorg is het vaak dagelijkse kost: patiënten die je met argwaan bekijken, nog voordat je een instrument hebt aangeraakt.
Ik ben eraan gewend geraakt en weet dat het niet persoonlijk bedoeld is. Toch is dit een treffende manier om te laten zien hoe vooroordelen werken. Vaak zijn ze gebaseerd op angst voor het onbekende. En onbekend is wat er in de tandartsstoel gebeurt voor veel patiënten zeker.
De lagen onder boosheid
Wanneer een patiënt boos of vijandig reageert, gaat het zelden écht over jou als behandelaar. Boosheid is vaak de buitenste laag van een stapel emoties. Daaronder zit meestal angst: angst voor pijn, voor verlies van controle of voor wat er gaat gebeuren. Angst maakt het moeilijk om vriendelijk of rationeel te blijven.
Onder die angst zit vaak schaamte. Mensen schamen zich voor hun gebit, voor hoe lang ze al niet geweest zijn, of voor het feit dat ze bang zijn. Schaamte is een zware emotie die mensen liever verstoppen. Soms reikt die schaamte zelfs terug naar herinneringen uit de kindertijd.
In de behandelstoel komen die emoties plotseling naar boven. Je zou kunnen zeggen dat wij als mondzorgverleners niet alleen tandvlees en kiezen behandelen, maar ook de menselijke ziel raken.
De rol van schaamte
Schaamte is een gevoel waar mensen moeilijk over praten. Toch speelt het vaak mee in hoe patiënten zich gedragen. Een patiënt die zijn mond nauwelijks durft te openen, kan zich diep schamen over de staat van zijn gebit. Iemand die fel uitvalt, probeert misschien te verhullen dat hij bang is.
Als behandelaar is het onze taak om die lagen te herkennen, ook al worden ze niet uitgesproken. Het vraagt geduld, humor en empathie. Soms ook een beetje relativeringsvermogen: een grapje of een warme glimlach kan al een wereld van verschil maken.
Een huiskamersfeer in de behandelkamer
Ondanks al die emoties willen wij als zorgverleners één ding: dat het bezoek aan de praktijk zo prettig mogelijk verloopt. Natuurlijk geen klinische kille sfeer, maar eerder een omgeving die wat wegheeft van een huiskamer. Niet letterlijk met een open haard en chocolademelk, maar wel met warmte, menselijkheid en aandacht.
We zitten immers vaak sneller in iemands persoonlijke verhaal dan in veel andere situaties. Een patiënt kan in een paar minuten van stoerheid naar tranen gaan. Voor ons voelt dat inmiddels normaal. Voor de patiënt zelf kan dat heel intens zijn.
Vertrouwen en verbinding
Juist die intensiteit kan leiden tot iets moois: vertrouwen. We mogen letterlijk en figuurlijk heel dichtbij komen. Soms ontstaat er een vertrouwensband die bijna onverwoestbaar is. Achter de muur van boosheid of afweer zien we de echte mens, met een eigen geschiedenis en gevoelens.
Dat is wat ons vak bijzonder maakt. Het gaat niet alleen om tanden schoonmaken of gaatjes vullen, maar om het opbouwen van echte verbinding. Elke patiënt heeft een verhaal dat ertoe doet.
Leren van de behandelkamer
Wat we in de behandelkamer meemaken, is misschien ook een les voor de samenleving. Als iemand vijandig doet of anders is dan jij, kun je twee dingen doen: terugduwen of nieuwsgierig zijn. Nieuwsgierigheid opent deuren. Vragen stellen, luisteren, ontdekken waar iemand vandaan komt – letterlijk en figuurlijk.
In de mondzorg doen we dit dagelijks. Patiënten die bang zijn of zich schamen, laten we voelen dat ze er mogen zijn. Patiënten die afwerend binnenkomen, verlaten de stoel vaak opgelucht en dankbaar.
Slot: van wantrouwen naar begrip
Het begint allemaal bij het besef dat boosheid of haat vaak niets met jou te maken heeft, maar met lagen van angst en schaamte daaronder. Door daar doorheen te kijken, ontstaat ruimte voor vertrouwen.
En misschien is dat wel de belangrijkste boodschap: achter elke boze blik of harde woorden schuilt een mens dat gezien wil worden. In de behandelstoel leren we dat dagelijks opnieuw. Misschien kunnen we daarbuiten – in de samenleving – ook iets van meenemen. Want zodra we elkaar écht leren kennen, kunnen we elkaar alleen maar waarderen.
